
Jurisprudentie
BH6419
Datum uitspraak2009-02-25
Datum gepubliceerd2009-03-18
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/7251 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-03-18
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/7251 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Omschrijving besluit waartegen rechtsmiddel is ingesteld.
Uitspraak
08/7251 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: appellant)
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 20 november 2008, 08/598
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
[betrokkene].
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen een bij het hoger beroepschrift gevoegde uitspraak van de rechtbank Maastricht van 20 november 2008, gegeven in een geschil tussen partijen, met als kenmerk 08/598.
Appellant heeft bij brief van 6 januari 2009, aan de Raad medegedeeld dat het ingestelde hoger beroep betrof de uitspraak van de rechtbank Maastricht van eveneens 20 november 2008 met als kenmerk 08/559, gewezen tussen partijen.
II. OVERWEGINGEN
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van onderhavig hoger beroep overweegt de Raad als volgt.
Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is vereist dat het bezwaar- of beroepschrift ten minste bevat een omschrijving van het besluit waartegen het rechtsmiddel is ingesteld. Deze bepaling is, gezien artikel 6:24, eerste lid, van de Awb in hoger beroep van overeenkomstige toepassing.
In onderhavig geding heeft appellant aan genoemd vereiste voldaan door een afschrift van een tussen partijen gewezen uitspraak mee te zenden met het hoger beroepschrift. In het hoger beroepschrift zelf wordt de aangevallen uitspraak niet expliciet aangegeven, noch worden de gronden genoemd, zodat alleen uit de passage in dat geschrift, dat appellant “bij deze beroep instelt tegen bijgaande uitspraak…” een aanwijzing kan worden gevonden tegen welke uitspraak hoger beroep is ingesteld.
Naar het oordeel van de Raad betekent genoemde bepaling dat, wil een hoger beroep binnen de beroepstermijn zijn ingesteld, voor het verstrijken van de termijn duidelijk moet zijn tegen welke uitspraak het beroep zich richt. Nu in dit geding pas na het verstrijken van de beroepstermijn is gebleken dat het hoger beroep van appellant zich richt tegen een andere uitspraak dan die welke is meegezonden met het hoger beroepschrift, is naar het oordeel van de Raad het hoger beroep tegen die uitspraak te laat ingediend. Niet is gesteld of gebleken dat deze overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar is.
Tevens is de Raad van oordeel dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard moet worden, nu de Raad niet is gebleken van een belang van appellant bij dit hoger beroep, daarbij mede in overweging nemend dat ook uit de ingediende gronden niet blijkt van een belang.
Het hoger beroep is derhalve kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek wordt beslist zoals hierna onder rubriek III is aangegeven.
Nu de aangevallen uitspraak in stand blijft, dient van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een griffierecht van € 433,-- te worden geheven.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
Bepaalt dat van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een griffierecht van
€ 433,-- wordt geheven.
Deze uitspraak is gedaan door H. Bolt. De beslissing is, in tegenwoordigheid van I.R.A. van Raaij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2009.
(get.) H. Bolt.
(get.) I.R.A. van Raaij.
Tegen deze uitspraak kunnen de belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van dit afschrift schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT.
De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.
KR